Stelt u zich eens voor, een naaste komt plotseling te overlijden. Over de wensen van de lijkbezorging die de overledene had, is niets bekend. De overledene heeft bij leven namelijk niets vastgelegd over zijn wensen omtrent crematie of begraving. De familie en de gezinsleden van de overledene worden het niet eens over de (vermoedelijke) wensen van de overledene. Uiteindelijk wordt de overledene gecremeerd. De familie geeft daarvoor opdracht aan de uitvaartverzorger. Daarna ontstaat onenigheid en raken de familieverhoudingen verstoord. Om te voorkomen dat een van de partijen ervandoor gaat met de as, leggen de gezinsleden conservatoir beslag op de asbus. Het crematorium neemt de asbus daarom in gerechtelijke bewaring. Aan wie moet de as worden afgegeven?
De zaak
De hiervoor geschetste casus is (helaas) niet fictief. Deze zaak werd in 2022 bij wijze van een kort geding (spoedprocedure) voorgelegd aan het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft zich over deze zaak gebogen en oordeelt als volgt.
Wettelijke grondslagen
Het uitgangspunt is dat de lijkbezorging plaatsvindt volgens de wens van de overledene of, als die ontbreekt, volgens de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Een en ander volgt uit artikel 18 Wet op de lijkbezorging.
Uit artikel 59 van de Wet op de lijkbezorging volgt dat de as moet worden afgegeven aan de nabestaande door of namens wie de opdracht tot crematie is gegeven.
Standpunten van partijen
De overledene zou volgens de gezinsleden begraven verkiezen boven crematie. Die wens zou ook passen bij de geloofsovertuiging van de overledene. De gezinsleden stellen dat de familieleden in strijd hebben gehandeld met de wens van de overledene. Zij vrezen dan ook dat de familieleden bij het geven van een bestemming aan de as (verstrooiing) weer niet zullen handelen in overeenstemming die wens. Reden waarom zij van mening zijn dat de as volledig aan hen toekomt.
Volgens de familieleden was de overledene atheïst. Uit de overlijdensverzekering kon worden afgeleid dat de overledene gecremeerd wilde worden. Hoewel de familieleden geen bezwaar had tegen een begrafenis en ook de extra kosten daarvan wel voor hun rekening had willen nemen, menen zij dat een crematie de vermoedelijke wens van de overledene was.
Oordeel hof
Het hof overweegt dat de keuze voor cremeren of begraven altijd tot stand komt onder grote tijdsdruk. Een periode die bovendien emotioneel belastend is. Tijd voor grondig onderzoek naar de (vermoedelijke) wens van de overledene is er dan niet. Het hof oordeelt dat de familieleden hebben gemeend te handelen in overeenstemming met de vermoedelijke wens van de overledene. Om die reden ziet het hof geen aanleiding om te veronderstellen dat de familieleden bij de bestemming van de as niet zullen handelen conform de wensen van de overledene.
Het voorgaande maakt dat het hof geen aanleiding ziet om af te wijken van het uitgangspunt dat de as aan de opdrachtgever van de crematie (in deze zaak dus de familieleden) moet worden afgegeven. Het hof koppelt aan de afgifte van de as wel bijzondere voorwaarden. Zo moeten de familieleden de helft van as bewaren totdat een rechter in de bodemprocedure onherroepelijk beslist over de asbestemming.
Aan wie moet de as worden afgegeven?
Dat is in beginsel diegene die opdracht geeft voor de crematie. Maar, de (vermoedelijke) wens van de overledene is altijd leidend. Ook nadat iemand de as onder zich houdt, dient hij te handelen zoals de overledene dat gewenst zou hebben.
Contact
Zoals gezegd zijn zaken zoals deze emotioneel beladen. In een periode van rouw(verwerking) heeft u belang bij gedegen juridisch advies en ontzorging. Indien u betrokken bent geraakt bij een erfrechtelijk geschil, staat het u vrij om geheel vrijblijvend in contact te treden met de advocaten en jurist van Van der Leeuw Advocatuur. U bent van harte welkom.
mw. J.A.M. Sampers