Ga naar hoofdinhoud

In de praktijk worden overeenkomsten steeds vaker digitaal ondertekend. Met behulp van platforms zoals DocuSign, Scrive of iDIN kan een contract tegenwoordig binnen enkele minuten rechtsgeldig tot stand komen. Dat lijkt efficiënt en betrouwbaar, maar een recente uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden maakt duidelijk dat een digitale handtekening niet zonder meer dezelfde rechtskracht heeft als een traditionele handtekening op papier.

De casus: BMW Financial Services tegen particulier

In deze zaak vorderde BMW Financial Services Nederland B.V. betaling van ruim € 20.000 aan achterstallige leasetermijnen uit hoofde van een private-leaseovereenkomst. Volgens BMW had de gedaagde de overeenkomst in 2020 digitaal ondertekend via het platform Scrive, waarbij haar identiteit was geverifieerd via iDIN.

De gedaagde betwistte echter dat zij de overeenkomst had gesloten. Zij stelde dat sprake was van identiteitsfraude: een kennis had zonder haar medeweten gebruikgemaakt van haar persoonlijke gegevens en op haar naam een leasecontract afgesloten.

Wanneer is een digitale handtekening rechtsgeldig?

De kern van het geschil was de vraag of de via iDIN tot stand gekomen elektronische handtekening voldoende betrouwbaar was om dezelfde rechtsgevolgen te hebben als een handgeschreven handtekening, zoals bedoeld in artikel 3:15a BW en artikel 157 Rv.

Het hof oordeelde dat dit niet het geval was. Hoewel iDIN in beginsel kwalificeert als een geavanceerde elektronische handtekening, moet per geval worden beoordeeld of de gekozen methode – gelet op het doel en de omstandigheden – voldoende betrouwbaar is.

In dit geval kon BMW onvoldoende onderbouwen:

  • wanneer en onder welke omstandigheden de identificatie had plaatsgevonden;
  • dat de e-mail met de ondertekeningslink daadwerkelijk door de gedaagde was ontvangen;
  • dat zij persoonlijk bij de dealer aanwezig was geweest;
  • of dat zij de auto zelf in ontvangst had genomen.

Het hof achtte de bewijsvoering ontoereikend en concludeerde dat de elektronische handtekening niet dezelfde bewijskracht had als een fysieke handtekening. De gestelde overeenkomst stond daarmee niet vast en de vorderingen van BMW werden afgewezen.

Belang voor ondernemers

Hoewel de zaak zich afspeelde in de consumentencontext, is de uitspraak van belang voor ondernemers die regelmatig gebruikmaken van digitale ondertekeningssystemen bij het sluiten van overeenkomsten, zoals lease-, huur-, distributie- of dienstverleningsovereenkomsten.

De belangrijkste lessen zijn:

  1. Een digitale handtekening is niet altijd gelijk aan een handgeschreven handtekening.
    Alleen een gekwalificeerde elektronische handtekening – voorzien van een erkend certificaat – heeft in beginsel dezelfde rechtskracht.
  2. De betrouwbaarheid moet per geval worden beoordeeld.
    Een methode als iDIN kan betrouwbaar zijn, maar slechts indien de procedure zorgvuldig is ingericht én goed wordt gedocumenteerd.
  3. Zorg voor een volledig dossier.
    Leg steeds vast wie heeft getekend, via welk systeem, op welk moment en onder welke omstandigheden. Bewaar ook logbestanden, IP-gegevens en communicatie rond de totstandkoming.
  4. Voer bij hogere contractwaarden een aanvullende identiteitscontrole uit.
    Denk aan een fysieke verificatie, een video-identificatie of een kopie van een geldig legitimatiebewijs.

Conclusie: digitale handtekening rechtsgeldig onder voorwaarden

De uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden onderstreept dat digitale ondertekening niet zonder risico’s is. De partij die zich beroept op een digitaal ondertekende overeenkomst, draagt de bewijslast dat de gebruikte methode in de gegeven omstandigheden voldoende betrouwbaar was.

Ondernemers doen er goed aan hun digitale ondertekeningsproces juridisch te laten toetsen, om te voorkomen dat een overeenkomst later niet afdwingbaar blijkt.

Auteur:
mr. J.A.M. (Juliëtte) Sampers, advocaat bij Van der Leeuw Advocatuur te Roermond.
Gespecialiseerd in contractenrecht.

 

Laat een reactie achter