Ga naar hoofdinhoud

Een ogenschijnlijk gunstige constructie voor een accountantskantoor liep uit op een dure vergissing. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde namelijk dat een registeraccountant, die via zijn eigen B.V. werkzaamheden verrichtte, feitelijk werknemer was. Het gevolg: een verplichte nabetaling van ruim € 67.000 aan verschillende vergoedingen.

Van opdrachtovereenkomst naar arbeidsovereenkomst

De zaak begon met een gebruikelijke ‘zzp-constructie’. Een registeraccountant (RA) ging per 1 januari 2025 aan de slag bij een accountantsorganisatie met zes vestigingen in Nederland. De samenwerking werd vastgelegd in een overeenkomst van opdracht tussen het kantoor en de persoonlijke B.V. van de RA. Hij werkte fulltime, begeleidde collega’s en ontving maandelijks € 13.455,- exclusief btw plus een autokostenvergoeding van € 1.449.

Na nog geen vijf maanden besloot het kantoor de samenwerking per direct te beëindigen. De RA legde zich neer bij het ontslag, maar stapte naar de rechter met het standpunt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst – en dus van een onregelmatige opzegging.

De Deliveroo-criteria toegepast

De kantonrechter toetste de feiten aan de bekende Deliveroo-criteria van de Hoge Raad (HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443). Daarbij wordt gekeken naar tien gezichtspunten, waaronder de inbedding van het werk in de organisatie, de verplichting tot persoonlijke arbeid, de wijze van beloning en de mate van ondernemerschap.

Vrij snel werd duidelijk dat de accountant niet opereerde als zelfstandige:

  •  zijn werkzaamheden waren volledig ingebed in de organisatie van het kantoor;
  • hij werkte fulltime en moest minimaal drie dagen per week op kantoor aanwezig zijn;
  • hij mocht geen opdrachten voor derden aannemen zonder toestemming;
  • hij liep geen enkel commercieel risico;
  • hij trad uitsluitend naar buiten onder de naam van het kantoor.

Zelfs ogenschijnlijk details speelden een rol: de RA stond vermeld op het intranet, zijn uren werden gecontroleerd, en hij diende toestemmingsverklaringen te tekenen voor foto’s bij bedrijfsactiviteiten. De rechter concludeerde: dit is geen ondernemer, maar een werknemer in loondienst.

Fiscale constructie zonder juridische betekenis

Hoewel partijen bewust een constructie via de B.V. kozen – mede om fiscale redenen – kon dat de kwalificatie als arbeidsovereenkomst niet voorkomen. De kantonrechter benadrukte dat het niet aan partijen is om te bepalen of een contract onder het arbeidsrecht valt.

Artikel 7:610 BW is immers dwingendrechtelijk: wanneer de kenmerken van arbeid aanwezig zijn, is er een arbeidsovereenkomst, ongeacht de naam die partijen eraan geven.

Geen geldig ontslag, dus forse vergoedingen

Omdat het accountantskantoor geen toestemming van het UWV had en de werknemer niet instemde met de beëindiging, werd de opzegging als onregelmatig en ongeldig beschouwd.
De rechtbank kende vervolgens drie vergoedingen toe:

  • Gefixeerde schadevergoeding (3 maanden loon): € 31.103,25
  • Transitievergoeding: € 1.436,02
  • Billijke vergoeding: € 35.000
    Totaal: ruim € 67.539,27 bruto.

Bij het vaststellen van de hoogte van het loon ging de rechter uit van een billijk loon op basis van het hoogste salarisniveau binnen de organisatie (€ 10.367,75 inclusief vakantietoeslag en 13e maand). De autokostenvergoeding werd buiten beschouwing gelaten.

Netto kwamen daar nog eens € 1.681,00 aan proceskosten bovenop.

Wat betekent dit voor werkgevers en zelfstandigen?

Per 1 januari 2025 handhaaft de Belastingdienst op schijnzelfstandigheid op grond van de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties). De Belastingdienst kan boekenonderzoek verrichten en naheffingen opleggen. Vanaf 2016 kan de opdrachtgever ook een boete krijgen. Let hierop.

Deze uitspraak laat zien dat er niet alleen fiscale gevolgen verbonden zijn aan schijnzelfstandigheid, maar ook civielrechtelijke gevolgen.

Schijnzelfstandigheid is vaak aan de orde in sectoren als accountancy, consultancy en zorg.

Zelfs bij bewust gekozen B.V.-constructies kan alsnog een arbeidsovereenkomst worden aangenomen, als de feitelijke werkwijze daarop duidt.

Belangrijk voor werkgevers:

  • De intentie van partijen (“wij willen geen arbeidsovereenkomst”) is niet doorslaggevend.
  • De feitelijke uitvoering is bepalend.
  • Ook een mondeling afgesproken of fiscaal ingestoken constructie kan juridisch worden doorgeprikt.

Belangrijk voor zelfstandigen:

  • Een hoge vergoeding of het bestaan van een eigen B.V. biedt geen garantie dat je geen werknemer bent.
  • Bij een conflict over beëindiging kan het arbeidsrecht tóch bescherming bieden, inclusief recht op vergoedingen.

Conclusie

Deze uitspraak onderstreept hoe belangrijk het is om contracten te toetsen op feitelijke uitvoering en juridische kwalificatie.

Bij Van der Leeuw Advocatuur adviseren wij regelmatig werkgevers én professionals over het beperken van risico’s rond schijnzelfstandigheid.
Een goed contract is belangrijk, maar uiteindelijk kijkt de rechter naar de werkelijkheid achter de papieren afspraken.

Auteur:
mr. J.A.M. (Juliëtte) Sampers, advocaat bij Van der Leeuw Advocatuur te Roermond.
Gespecialiseerd in contractenrecht.

Laat een reactie achter