Ga naar hoofdinhoud

Hoe zit het met een erfenis die op de gemeenschappelijke rekening belandt? Heeft de echtgenoot die de erfenis verkreeg nog recht op die gelden na echtscheiding? Een hele terechte vraag. De uitspraak (Rechtbank Midden-Nederland 30 juni 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3236) die in dit artikel centraal staat, beantwoord deze vragen.

Feiten

Man en vrouw trouwden in 1994 zonder huwelijkse voorwaarden. Tussen hen bestond daarom een algehele gemeenschap van goederen.

Opa (moederszijde) schonk de vrouw een woning. Het testament bevatte een uitsluitingsclausule, waardoor de woning geen gemeenschappelijk eigendom van de man en de vrouw werd. Na verkoop en levering van de woning ontving de vrouw een bedrag van € 125.906,45. Deze schenking stortte de vrouw op de gezamenlijke (en/of) rekening van de man en de vrouw.

De vrouw maakte aanspraak op het vergoedingsrecht op grond van de erfenis na echtscheiding. Zij voerde aan dat een deel van het bedrag op de peildatum nog aanwezig was op de gezamenlijke spaarrekening. Volgens de vrouw waren de gelden ofwel geïnvesteerd in de woning ofwel om gemeenschapschulden te voldoen. Ze stelde daarom een vergoedingsrecht te hebben.

De man verweerde zich door te stellen dat het geld is vermengd door overboeking op de gemeenschappelijke rekening. Daarnaast stelde de man i dat de gelden deels gereserveerd waren voor studiekosten van de dochters, ii dat de gelden consumptief besteed waren aan eigen kosten van de vrouw en kosten van de huishouding. Bovendien zou een afspraak van partijen in de weg staan aan het vergoedingsrecht. Tot slot voerde de man aan dat de vrouw op grond van artikel 1:84 BW verplicht was om met haar privévermogen bij te dragen aan de kosten van de huishouding. De schenking was aangewend om aan die verplichting te voldoen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat aan de vrouw een saldo van € 36.000,- op de gezamenlijke rekening toekomt en dat zij daarnaast een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft ter hoogte van het restant van € 89.906,45 (€ 125.906,45 -/- € 36.000). De vrouw had het gelijk dus volledig aan haar zijde. Waarom? Dat legt de rechtbank uit als volgt.

Geld dat nog op de rekening stond

De rechtbank stelt voorop dat de erfenis privévermogen van de vrouw was. Door de schenking te storten op de gezamenlijke rekening, is het geld door vermenging tot de huwelijksgoederengemeenschap gaan behoren.

Het geld dat nog traceerbaar was op de rekening, moest aan de vrouw worden afgestaan. In deze zaak ging het om de € 36.000,00 aan gereserveerde studiekosten voor de dochters. Partijen waren unaniem dat dit geld niet aan de dochters was uitgekeerd en zich dus nog op de rekening bevond.

Geld dat niet meer op de rekening stond

Het andere deel, (€ 125.906,45 -/- € 36.000 =) € 89.906,45, is door vermenging gemeenschapsgeld geworden. De vrouw had voor dit deel een vergoedingsrecht (ook wel recompensé genoemd).

De rechtbank oordeelde dat de vrouw in beginsel een recht op vergoeding heeft jegens de gemeenschap. Dat zou anders zijn als de vrouw met het geld privéschulden had voldaan of als partijen stilzwijgend of uitdrukkelijk afstand zou hebben gedaan van het geld. Evenmin zou de vrouw een vergoedingsrecht hebben als zij op grond van artikel 1:84 BW verplicht zou zijn geweest om bij te dragen aan kosten voor de huishouding.

De rechtbank stelt vast dat de schenking door partijen deels is besteed aan de verbouwing. De verbouwing kostte € 30.000,00. De rechtbank weegt mee dat de renovatie kort na de schenking plaatsvond, terwijl niet gebleken was dat er op dat moment ander (liquide en substantieel) vermogen aanwezig was. Verder weegt de rechtbank mee dat man zelf verklaarde dat partijen op grote voet leefden, waardoor er meer uitgaven dan inkomsten waren.

De vrouw had recht op de nominale waarde van € 30.000,00.

Voor het overige deel (€ 89.906,45 -/- € 30.000 =) € 59.906,45 is volgens de rechtbank niet komen vast te staan waaraan dit is besteed. Het geld stond niet meer op de rekening. De vrouw had geluk met een bewijsvermoeden. Immers, als niet kan worden achterhaald waaraan geld is besteed, dan wordt vermoed dat gelden zijn besteed aan gemeenschapsschulden. Daarom had de vrouw recht op een vergoedingsrecht op de gemeenschap.

Verweren van de man

Het verweer van de man dat de vrouw had moeten bijdragen aan de kosten van de huishouding ex artikel 1:84 BW, werd door de rechtbank verworpen. Op grond van artikel 1:84 BW moeten kosten voor de huishouding gedragen worden door beide echtgenoten. Dit artikel kent een evenredigheidsmaatstaf. In eerste instantie moeten de kosten betaald worden uit gezamenlijke inkomsten. Zijn die er niet, dan moet ieders eigen inkomen naar evenredigheid worden aangewend. Is ook dat onvoldoende, dan moet het gezamenlijke vermogen gebruikt worden. Als ook dat niet kan, moet ieder zijn privévermogen naar evenredigheid aanwenden.

Inkomsten van partijen waren nooit toereikend. De rechtbank stelde namelijk (met partijen) vast dat zij op (te) grote voet hadden geleefd. Maar, (opmerkelijk genoeg) voerde de vrouw met succes aan dat er wel altijd gemeenschappelijk vermogen aanwezig was. Dat vermogen zat namelijk “in de stenen”. De woning kende een overwaarde. Om die reden oordeelde de rechtbank dat de man en de vrouw niet verplicht waren om privévermogen te gebruiken om kosten van de huishouding te betalen.

Blijft dit oordeel in stand in hoger beroep / cassatie?

De Hoge Raad heeft zich in 2019 over een soortgelijke casus gebogen. De Hoge Raad zette de volgende overwegingen op een rij.

Artikel 1:94 lid 5 (oud) BW  bevatte een bewijsvermoeden dat alle schulden die tijdens het huwelijk werden voldaan, gemeenschapsgoederen zijn. De Hoge Raad merkt daarbij op dat ook consumptieve bestedingen (denk aan: uiteten, vakanties, entertainment etc.) ook valt onder “gemeenschapsschulden”. Bovendien zijn kosten voor de huishouding als bedoeld in artikel 1:84 BW ook aan te merken als “gemeenschapsschulden”.

Wat betekent dit bewijsvermoeden? Degene die privégeld heeft uitgegeven aan gemeenschapsschulden heeft een voordeligere uitgangspositie. In beginsel heeft die echtgenoot dus een vergoedingsrecht.

De andere echtgenoot moet bewijzen dat het geld is besteed aan privéschulden of dat partijen hebben afgesproken dat er geen recht is op een vergoeding. Bovendien kan deze echtgenoot stellen dat de andere echtgenoot met privévermogen een bijdragen heeft geleverd aan de kosten van de huishouding. Op grond van artikel 1:84 BW hebben partijen namelijk een fourneerplicht (= bijdrageplicht).

Zo is duidelijk te zien dat het oordeel van de rechtbank overduidelijk is gebaseerd op deze uitspraak van de Hoge Raad (= de hoogste rechter in civiele zaken, strafzaken en belastingzaken).

Conclusie

Belangrijke les: houdt rekening met vergoedingsrechten. Belandt er tijdens uw huwelijk een erfenis op de gemeenschappelijke rekening, wees er dan op bedacht dat het juridische consequenties heeft als u niet weet waaraan het geld wordt besteed. Tip!: zet het geld op een aparte rekening. Zo kan altijd worden nagegaan waar het geld aan is besteed.

Advocaat nodig die gespecialiseerd is in echtscheidingen/huwelijksvermogensrecht? Neem vandaag nog contact op voor advies. We nemen uw zaak graag in behandeling.

Graag tot ziens!

mw. bc. J.A.M. (Juliëtte) Sampers

 

Laat een reactie achter