De Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden trad al op 1 augustus 2022 in werking. Inmiddels hebben verschillende zaken over het studiekostenbeding bij verplichte opleiding de revue gepasseerd. Deze wetswijziging verdient nog steeds de aandacht van zowel de werknemers als de werkgevers.
Wetswijziging
Vanaf 1 augustus 2022 bepaalt artikel 7:611a lid 2 BW dat een werkgever verplicht is opleidingen aan te bieden die aansluiten bij de functie van de werknemer. Een voorbeeld van een dergelijke opleiding is het bijhouden van vakbekwaamheid. Deze verplichte opleidingen moeten kosteloos worden aangeboden. Bovendien moet de werknemer gelegenheid krijgen om de opleiding tijdens werktijd te volgen. Deze tijd geldt dan als “arbeidstijd”.
Als de werkgever een studiekostenbeding voor een verplichte opleiding opneemt in een arbeidsovereenkomst, dan is sprake van een nietig studiekostenbeding. Anders gezegd, het studiekostenbeding is dan niet rechtsgeldig. Let op, dit geldt alleen maar voor studiekostenbeding die zijn opgenomen in het contract ná 1 augustus 2022.
De voorgaande verplichtingen gelden niet bij onverplichte opleidingen. Deze scholing mag dus buiten werktijd plaatsvinden op kosten van de werknemer.
Het is van belang een onderscheid te maken tussen de verplichte en onverplichte opleidingen. De wet biedt weinig duidelijkheid over de vraag wanneer sprake is van een verplichte of onverplichte opleiding. De eerste jurisprudentie over dit onderwerp daarentegen wel.
Jurisprudentie
In een uitspraak van de kantonrechter te Zwolle (Rechtbank Overijssel 24 januari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:336) werd geoordeeld dat de werknemer de kosten van een verplichte opleiding moest terugbetalen. Partijen kwamen een studiekostenbeding overeen. Op basis van het studiekostenbeding moest de werknemer een deel van de opleidingskosten aan de werkgever terugbetalen als het dienstverband voortijdig zou worden beëindigd. De werkgever in kwestie mocht de kosten voor de verplichte opleiding terugvorderen toen de werknemer uit dienst ging. Dat de opleiding noodzakelijk was voor de functie van de werknemer deed aan de terugbetalingsverplichting niets af.
Van verplichte scholing is volgens de kantonrechter – gelet op de wetsgeschiedenis – geen sprake als de opleiding die de werknemer moet volgen verplicht is voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Er is dan sprake van een gereglementeerd beroep.
In de bijlage behorende bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen is vastgesteld welke beroepen gereglementeerd zijn. Als een beroep is opgenomen in de lijst, is sprake van een gereglementeerd beroep. Een opleiding voor een dergelijk beroep geldt dan niet als “verplichte opleiding”.
Resumé
Het verdient aanbeveling voor alle werknemers en werkgevers om na te gaan of het studiekostenbeding rechtsgeldig is. Van belang is dat studiekosten in verband met een verplichte opleiding niet meer rechtsgeldig zijn.
Mocht u naar aanleiding van het voorgaande vragen hebben, aarzel dan niet om Van der Leeuw Advocatuur te contacteren voor adequate juridische bijstand.
mr. J.H.J. (Jeroen) Vleeshouwers